Mezelf groter
voordoen dan ik ben, doe ik niet. Meer. Bij het opstappen een route in mijn
hoofd gezet, welke ik dan perse volg heb ik afgeleerd. Nee: heen met wind mee
en terug wind tegen. Dat moet de les zijn van een beginnende
fietser. Daarom
richting westen, tegen de wind in, de wijk uit, langs het Van
Starkenborghkanaal, over de Paddepoelsterweg.
Wind
tegen, zon mee.
De
spoorweg over de Winsumerweg blinkt op in de verte, maar alles eromheen valt
niet op. Druk bezig met m’n lijf, geconcentreerd, voorover gebogen, tegen de
wind in naar de Paddepoelsterbrug. Niet eens zo ver gefietst. Ver genoeg
vinden mijn benen.
Terug: wind
mee, zon tegen.
Moet mijn
ogen wat dichtknijpen, diezelfde spoorwegbrug is in diffuus tegenlicht
mooier dan ik ‘em even daarvoor zag. Nu zie ik ook een kudde schapen grazen op
de spoordijk. Zacht beige plukjes op het groen. De dijk is stijl. Ze moeten wat
scheef voorover hangen om bij het gras te kunnen.
Ben een
beetje onzeker wanneer het asfalt met 35 km/u onder de benen door suist. De wind in de rug. Een
steentje, een scherpe bocht, scheur in het asfalt. Voor mijn gevoel gaat het hard. Te hard. Maar de weg is lang en effen, niets aan de hand. En zo durf ik toch te versnellen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten